top of page

Voltooid

Sonja Callay

1 jan 2023

Een voltooid leven, ik kon er mij nooit echt iets bij voorstellen. Tot die middag een paar weken geleden. Ik zit hand in hand met mijn mama en vraag wat er nu eigenlijk met haar aan de hand is. Ze fluistert met een atypische, timide Lady Di-blik: ‘Ge gaat dees ni geiren horen. Voor mij is het genoeg geweest.’ Ze had doorheen de zomer al een paar keer gezegd: ‘Negentig wil ik toch niet worden.’ Ik had met een grapje gereageerd: ‘Je wil toch niet dat de Gust gaat winnen zeker?’ De Gust is dus niet die oergorilla uit de Zoo van Antwerpen, die triest in een hok van vijf bij vijf achter glas neurotisch zat te wezen. En die, als zijn frustratie over het ‘aapjes kijken’ van de bezoekers té groot werd, woest op het glazen raam bonsde met zijn vuisten. Hij stierf naar het schijnt omdat hij een blik verf leegdronk dat in zijn hok was blijven staan. Assisted suicide? De Gust in dit verhaal is de tweeënnegentigjarige vriend van mijn mama. Ze ontmoetten elkaar toen zij zeventig werd en al bijna twintig jaar weduwe was. Hij was een compleet kaal, charmant heertje dat de deuren voor haar openhield en passioneel bezig was met digitale fotografie. Hij photoshopte beter dan ik het ooit zal kunnen.

Maar dat is dus al lang geleden. Want mama wordt negenentachtig, erg dicht bij die negentig die ze zegt niet te willen worden. En de Gust is virtueel blind en doof. Het charmante heertje is nu bij momenten een heuse brompot.


Mijn moeder was een sportvrouw, écht een sportvrouw, avant la lettre. Ze zwom als jongere in competitieverband, ze deed aan atletiek en later speelde ze korfbal op redelijk niveau.

Ze zegt zelf dat ze een echte kwajongen was. Er zijn verhalen over in een communiekleedje knikkeren, in de goot, met de jongens van de straat. Toen al veegde ze haar voeten aan zo’n dingen.


Mijn moeder was en is een grapjas, opgegroeid met de practical jokes van haar vader en nonkels. De tekst van haar antwoordapparaat? ‘U heeft pech, ik ben even weg. Met Angèle!’ Als ik dat ooit niet meer te horen kan krijgen, neem ik zelf ook een antwoordapparaat, al haat ik die dingen. En ik kopieer haar tekst. Met haar intonatie.

Mijn moeder is een superheld, aldus mijn dochter. ‘De Moeke is mijn grote voorbeeld’, verzekert ze iedereen. ‘Die zegt waar het op staat, da’s niet zo’n braaf oudje dat zich in een hoekje laat duwen en iedereen naar de mond praat.’ Als je van haar een compliment krijgt, weet je dat het écht is. En als ze je nieuwe kapsel lelijk vindt, zal je het ook weten. Op een beleefde manier, dat altijd, maar duidelijk.

De laatste jaren, met diabetes, na eerst een hersenbloeding en later een gebroken heup, was mijn moeder niet meer zo mobiel als ze zou willen. Autorijden en later ook zelfstandig wonen – het zat er niet meer in. Dus het werd een rusthuis. Maar zij bleef vrolijk zichzelf, met een rollator weliswaar, maar volop geïnteresseerd in het leven, ook het sociaal leven van haar medebewoners. ‘Die man daar? Die is nog perfect gezond, hé. Maar hij is naar hier gekomen omdat zijn vrouw helemaal dement is. Hij wil haar niet alleen laten. Schoon toch?’ En ook met het personeel heeft ze een nauwe band.

‘Die Sakira die heeft juist een huis gekocht. Ze heeft lang moeten zoeken. Ze heeft het niet breed alleen met haar dochtertje. Maar nu is het gelukt.’


Maar die middag zegt ze dus dat het genoeg is geweest.

Ik vraag haar of ze dat in het algemeen bedoelt of nu, meteen. ‘Nee’, is haar antwoord, ‘dat nog niet. Nog niet.’ Dit is dus niet meteen een vraag om actie, besluit ik, maar om te luisteren. En te vragen.


In de zomer, op een ander donkerder moment, stelden we al een lijstje op voor haar afscheid. Een vrijzinnige plechtigheid, uiteraard. Crematie en verstrooiing waar haar man ligt. Muziek: de Bolero, al zal dat wat lang zijn, en Chagrin d’Amour. Ik vraag me af of er ergens in haar leven een verloren passie was waar ze me nooit wat over vertelde?

Is dat waarom ze sommige dingen in mijn leven zo feilloos aanvoelt? Of vindt ze het gewoon een mooi nummer?

Géén zwart op haar uitvaart, daar is ze duidelijk over. Ze wil anjers, rode! En als er een fotomontage is op de plechtigheid, dan alléén met foto’s uit de GOEIE tijd.

En nog iets: geen ruzie maken. Dat probeert ze proactief alvast te voorkomen met dit lijstje, dat ze plechtig dateert en ondertekent en dat ik naar mijn broer en zus doorstuur.


Maar nu is het dus tijd voor een ander lijstje. ‘Gesteld’, zeg ik haar, ‘dat dit je laatste dagen, weken, maanden, jaren zijn. Stel. Wat zijn dan de dingen die die tijd waardevol maken?’ Ze denkt even na.

Een dagje naar zee, begint ze dan. Ze is voor een groot stuk op een rolstoel aangewezen dus een trip naar zee wordt organiseren. Dat zeg ik niet, ik noteer.

Dan zijn er de kindjes natuurlijk, de achterkleinkindjes bedoelt ze. Het kleine grut dat het hele cafetaria entertaint als ze bij ‘de Moeke’ op bezoek zijn. Haar kinderen en kleinkinderen ziet ze natuurlijk ook graag langskomen, maar die kleintjes, dat is het einde. Als die maar geregeld langskomen.

En dat is het dan zo’n beetje. Nog eens mosselen gaan eten, probeer ik. Boh, nee. Ergens anders op restaurant? Niet nodig. Haar inspiratie is op. Haar bucketlist is kort. Haar leven is grotendeels voltooid.


Op een zaterdag een paar weken later, voorspelt het KMI 14 graden en rustig weer. Ideaal om naar zee te trekken. Maar als ik mama bel, zegt ze: ‘Nee, dat gaat niet meer.’ Op een week tijd kan ze niet meer op haar benen staan door pijn in haar heup die er al langer was. Een stalen verpleegster is plots haar weg naar het toilet. Dus in en uit de auto, dat gaat niet meer, zegt ze. Ik heb te lang gewacht…


Maar we improviseren. Mijn broer en ik, en twee van de kleinkinderen met evenveel peuters in de aanslag zijn die zaterdag present. Samen met de Moeke en haar Gust vertrekken we in colonne naar de Zoo, die op duwafstand van het rusthuis ligt. Twee rolstoelen, twee kinderwagens en vier ruggen om te duwen. Het is druk in de Zoo en de dieren leven tegenwoordig aanzienlijk beter dan die andere ouwe Gust. Dat betekent dat je de dieren ook niet meer zomaar te zien krijgt. Als jij binnen in het giraffenverblijf komt, zijn de langnekken net buiten, en als je eindelijk buiten staat, gaan ze net weer naar binnen. Maar er zijn pinguïns dichtbij, en sidderalen en buiten staan de bomen in herfsttooi en een laatbloeier strooit zijn geur kwistig in het rond. We maken een foto: de bronzen Gust, de echte Gust en de Moeke. En later: bijna tweejarige Mona die de rolstoel voortduwt, gedragen door haar papa. Die twee foto’s vatten de dag.


Tegen vijf uur zijn we weer op haar kamer. ‘Het was ne schonen dag’, fluistert ze me toe. En de volgende ochtend whatsappt ze me op haar grote scherm: ‘Het was ne schonen dag’, herhaalt ze. Een andere reden om te bellen heeft ze niet, maar dit moest gezegd.

Ne schonen dag hebben we haar gegeven, en al ben ik triest bij de gedachte dat zij er binnen dagen, weken, maanden, jaren niet meer zal zijn, ik ben blij met die schonen dag.

Als de dag komt dat haar ‘nog niet’ verandert in een ‘nu wel’, zal ik er ook zijn voor haar. Haar levenseindedocumenten zijn perfect in orde. Iedereen die we maar een exemplaar kunnen geven, heeft het gehad. En als die dag komt, zal ik triest zijn. Maar ik zal ook vechten als het moet, voor een waardig einde na een waardig, gevuld en voltooid leven.

Copyright 2022 Instelling Morele Dienstverlening, Brusselsestraat 332, 3000 Leuven, 0865.114.987, RPR Leuven

Privacyverklaring

bottom of page